1. Gereformeerde kerk 1888-1900
Notulenboek begint dan: Jaar 1888 Notulen van de kerkeraadsvergaderingen van de Nederduits Gereformeerde Gemeente te Nigtevecht. 9 mei 1888 Eerste Kerkeraadsvergadering. Geopend met gebed door W.G. Hulsman, Ouderling. Bespreking regeling van het Locaal tot houding van Godsdienstoefeningen. En oprigting van de Kerkelijke kas.
Gesloten met gebed door W.F.Landsbach Ouderling. W.G. Hulsman Voorzitter Looco.
Dat is alles. De volgende notulen vermelde dan: 1. Aan de orde van behandeling is de verdeling der gelden voor Kerk en Armen. 2. Bespreking over de bediening des Woords en hetwelk daartoe noodig is. Gesloten met gebed door I. Tinholt, Diaken.
Maar er is ook nog een notulenboek van de “Kerkelijke Kas te Nigtevecht”. Daarin staat meer. De eerste luiden als volgt: “Vergadering van voorstanders van de Reformatie der Nederduits Gereformeerde Kerk te Nigtevecht, gehouden 3 april 1888, ten huize van A. Kersbergen. Tegenwoordig waren 19 stemgerechtigde manslidmaten, alsmede de Weleerwaarde Heer ds. Van Lingen, aan wien de leiding der vergadering was opgedragen. Ds. Van Lingen opent de vergadering met gebed, en leest een gedeelte der Heilige Schrift. Daar de kerkeraad der Nederduits Gereformeerde Kerk de aangevraagde Reformatie heeft geweigerd, en alzoo ontrouw bleek te zijn – werd overgegaan tot het kiezen van twee ouderlingen en twee diakenen. Als ouderlingen werden gekozen W.G. Hulsman en W.F. Lansbach, de eerste met algemeene stemmen, de andere bij herstemming met G. van Dijk. Als diakenen worden gekozen W.G. Kersbergen en J. Tinholt. Zoowel de ouderlingen als de diakenen namen de benoeming aan. De Vergadering werd daarop door Ds. Van Lingen met dankzegging gesloten.” 3 april 1888 dus feitelijk de datum.
1.1 Oprichting Kerkelijke Kas
De notulen: “2e Vergadering van voorstanders van de Reformatie der Nederduits Gereformeerd Kerk te Nigtevecht, gehouden 3 mei 1888 ten huize van A. Kersbergen.
Dan wordt besloten tot oprichting van de Kerkelijke Kas te Nigtevecht. Volgens het besluit van het Gereformeerd Congres in januari 1887, werden in de dolerende kerken deze verenigingen opgericht. Men deed dit, omdat de zogenaamde dolerende kerk, geen recht(persoonlijkheid)zekerheid had, want men hield staande, dat men de oude Hervormde Kerk was, en dat de kerkelijke goederen hun toekwamen. Om nu rechtszekerheid te krijgen richtte men “De vereniging De Kerkelijke Kas” op. Die werd dus hier opgericht 3 mei 1888. Op deze vergadering werd verder gesproken over het verkrijgen van een lokaal, tot het houden van godsdienstoefeningen. Br. A. Kersbergen stelt voorlopig zijn woning daartoe beschikbaar.”
Dan volgt die eerste kerkeraadsvergadering op 9 mei 1888. Op 23 mei werd dan de eerste vergadering van de Kerkelijke Kas gehouden ten huize van br. A. Kersbergen. Daar is dan de consult ds. Westerbeek van Eerten aanwezig, ds. Van Tienhoven, waar men een jaar eerder tot reformatie is gekomen. De Statuten voor de vereninging worden vastgesteld. “Alleen de stemgerechtigde leden der Nederduits Gereformeerde Kerk zullen stemrecht hebben in de vergaderingen.“ Een lijst van deze leden wordt opgemaakt. In het bestuur wordt gekozen: A. Kersbergen, K.K. van Vliet en A. Tinholt. “Nog wordt besloten, rechtspersoonlijkheid aan te vragen en daartoe de Statuten der Vereeniging op te zender ter goedkeuring aan Z.M. den Koning.”
Dan volgt op 7 juni de tweede kerkeraadsvergadering, waarop over de verdeling der gelden voor kerk en armen en over de bediening des Woords wordt gesproken.
Op 4 juli 1888 is er dan weer ten huize van A. Kersbergen vergadering van de Kerkelijke Kas, waarop gesproken wordt over mogelijkheid om te komen tot een betere plaats voor de godsdienstoefeningen. De wenselijkheid wordt uitgesproken om te komen tot een eigen kerkgebouw, maar de geldmiddelen ontbreken nog. Ook heeft men nog geen geschikt bouwterrein.
1.2 Bouw van kerk met orgel en stichten christelijke school
Op deze zelfde datum 4 juli wordt dan de 3e kerkeraadsvergadering gehouden. Als enige punt van bespreking wordt vermeld: “Bouw van een Kerk en eenige bepalingen aangaande A. Klein om enigsins in Zijn behooeften te voorzien.”
In de kerkeraadsvergadering van 2 november 1888 wordt besloten “om een orgel daar te stellen om de zang te begelijden bij de Godsdinestoefening. Door gaven welken daarvoor zijn ingekomen en het overige te nemen uit de Kerkelijke kas. 6 stemmen voor, één stem tegen.” (7 leden?)
Op de vergadering van 3 januari 1889 wordt gesproken over stichten van een christelijke school, die tevens gebruikt zou kunnen worden voor de godsdienstoefeningen. Op de volgende vergadering van 7 februari wordt dit weer besproken, maar tenslotte met meerderheid van stemmen verworpen.
Op 3 april 1889 wordt bepaald, dat de voorgangers per zondag ƒ6,- zullen ontvangen. (Volgens financieel verslag van de kerkelijke kas kregen zijn tot dan toe een rijksdaalder. Sommigen iets meer, misschien door reiskosten)
De notulen van de kerkeraadsvergadering vermelden soms helemaal niets. Steeds opening en sluiting, maar dan verder soms: “Geen bijzondere besprekingen”, of“Gewone werkzaamheden”, of: “Voorstel ingediend door W.C. Kersbergen De Bijbel op de Leesenaar in het lokaal te vervangen door een andere druk”.. voorstel wordt verworpen”. Anders niets. Welk lokaal is niet uit te maken. 26 februari 1890 vermelden de notulen van de kerkeraad als enig punt van besprekingen: ”de bouw der Kerk en de Geldelijke aangelegenheden”. Dan volgen weer notulen met enkel de opmerking: ”Werkzaamheden van gewone aard” (?) “geen besprekingen van bij zondere aard”.
4 juni 1890 blijkt er een schoolbestuur te bestaan, dat aan de kerkeraad voorstelt“om de school kerkelijk daar te stellen, bestuurd door de Kerkeraad”. De juiste lijn wordt blijkbaar getrokken, want besloten wordt: “2. In zooverre is het voorstel aangenomen, dat het Kerkbestuur (??) toezicht heeft maar niet regeerd.”
In de vergadering van 29 april 1891 wordt er over gepraat wie de kerk zal vertegenwoordigen op de classis, maar men kan niet tot een besluit komen. Hoe dat verder is afgelopen weten wij dan niet meer.
Er treden veel oefenaars op, soms iemand om de 14 dagen, maar een ouderling heeft eens “eenige afkeuringen in de wijze van voorbrengen der oefening door N. de Graaf. Br.Hulsman was ook van die gevoelens, alhoewel zijn leer zuiver was.”
Het kerkgebouw diende ook voor school.
Op 5 mei 1891 is er dan weer eens een vergadering van de Kerkelijke Kas nota bene in het Kerkgebouw der Nederduits Gereformeerde Kerk. 15 stemgerechtigde leden aanwezig!! Daar wordt door de voorzitter br. Hulsman gezegd, dat in een gecombineerde vergadering van de Kerkeraad en het Bestuur van de Kerkelijke Kas gesproken is over een “Leening door de vereeniging van ƒ3000,-, welke som nog voor het kerkgebouw noodig is, alsmede haar oordeel inzake verzekering tegen brandschade.” Besloten wordt een lening aan te gaan van ƒ3000,- rentende 4%. Maar “het gebouw zal niet tegen brandschade verzekerd worden”… Principiële redenen? Of: bezuiniging?
1.3 Beroepen van eerste predikant
Op de vergadering van de kerkeraad 28 september 1891 wordt gesproken over het beroepen van een predikant samen met Nederhorst den Berg. Maar tenslotte tot de volgende vergadering uitgesteld. Maar op die volgende vergadering neemt het rapport huisbezoek zoveel tijd, dat er niet meer over gepraat wordt. Op die vergadering wordt gerapporteerd, dat de ouderlingen bij hun huisbezoeken “veel onaangenaamheden” hebben ontdekt, “waartoe zij zooveel in hun vermogen is getracht hebben die breuken te herstellen.”
Intussen is er niets gekomen van het samen beroepen met Nederhorst den Berg van een dominee. Maar op 17 augustus 1892 is er een kerkeraadsvergadering te Vreeland, waar ds. Maan, consulent, toen predkant te Vreeland, aanwezig is, en waarop wordt besloten om binnenkort de manslidmaten bijeen te roepen voor het uitbrengen van een beroep op een dominee. Hij zal een tractement ontvangen van ƒ600,- per jaar plus vrij wonen, en vrijdom van belasting.
Op 5 september wordt dan een vergadering gehouden met de “mansledemanten”. Aanwezig zijn 23 leden. Er moet een viertal worden gevormd. Blijkbaar mag ieder dus 4 stemmen uitbrengen, d.w.z. 4 predikanten noemen. Niet allen noemen 4 predikanten. Er worden totaal 76 stemmen uitgebracht, als volgt verdeeld: Ds Barger 8 st.(zal zijn ds G,J. Barger, ds te Driebergen) 40 jr. oud. Ds. Westerbeek van Eerten (ds. van Tienhoven, 34 jr.) kreeg 10 st. Ds. Ploos van Amstel 12 st. (Ik vermoed haast van Reitsum), 57 jr. Ds. Klaarhamer 3 st.(zal ds Klaarhamer van Utrecht moeten zijn) 44 jr. Ds. Ochtman 17 st. (van Heusden, toen ter tijd “rustend”. Een maand later naar Tienhoven) Cand. Van Minnen 5 st. (ging naar Zaamslag) Ds. Van Goor 2 st. (van Harlingen) 52 jr. Ds. Tazelaar 8 st. (van Weesp) 30 jr. Ds. Balthuizen 5 st. (van Scharnegoutum) Ds. Fernhout 2 st. (toen in Dordrecht) 34 jr. Ds. Honing 1 stem (moet de latere professor Honing zijn,toen candidaat. nr Oudshoorn) Ds. Ringnalda 1 st. (of van Groningen 34 jr, of van Utrecht 74 jr ??) Ds. Hania 1 st. ( van Oosterbierum. Ik noem ze, waar zij TOEN stonden) 31 jr. Dr. Ds. Van Lingen 1 st. Staat bij: van onw.(hij is niet meegegaan met de vereniging in 1892. Hieruit wordt nu een viertal gevormd: ds. Ochtman, Klaarhamer, Westerbeek van Eerten en Burger (na herstemming met ds. Tazelaar, beide hadden 8 st.)
Dit viertal is blijkbaar de gemeente voorgesteld, en 24 dagen later vormt de kerkeraad daaruit een tweetal: Ds. Ochtman en ds. Ploos van Amstel. Ruim een week later wordt daaruit gestemd door de gemeente. Van de 27 aanwezige leden krijgt ds Ochtman er 26 stemmen, zodat deze wordt beroepen.
Dat hij bedankt heeft wordt nergens vermeld, maar het blijkt vanzelf, omdat hij niet weer genoemd wordt.
1.4 Kachel in de kerk
In 1893 komt meermalen de vraag aan de orde: zullen wij in combinatie met Nederhorst den Berg een dominee beroepen? Men kan het er eerst maar niet over eens worden. Ouderling Hulsman houdt blijkbaar de catechisatie want januari 1895 wordt besloten hem een “salaris daar te stellen van 25 gulden voor het houden der catechisatie”. Ook is dan al eens sprake van een leesdienst, omdat de lijst van oefenaars kleiner wordt.
Meermalen komen er gemeenteleden op de kerkraad met het verzoek om een eigen leraar te beroepen. Maar er gebeurt niets. Op de 103e kerkeraadsvergadering (zij werden trouw genummerd) op 1 november 1895 werd “het voorstel om des zondags kerkverwarming met de kachel”… aangenomen. 2 januari 1896 besluit de kerkeraad de gemeente voor te stellen on ds. Bajema (toen ter tijd “rustend” predikant van Sneek) te beroepen, ”op een jaarlijks tractement van ƒ700,-, en vrije woning en tevens een vrijheid om 8 zondagen buiten de gemeente het woord te bedienen, tot het mocht blijken, dat de gemeente 100 gulden meer kon opbrengen, dat als dan het eerstgenoemde vervalt.” Hij mocht zijn tractement dus aanvullen. Op dezelfde datum wordt de stemming gehouden: 18 vóór en 7 er tegen.
Hij heeft blijkbaar bedankt, want 21 januari wordt op een vergadering van de kerkeraad met de Kerkelijke Kas besloten, om ds. Steijling (die toen nog slechts een goed jaar in Gapinge op Walgeren stond!!) te beroepen op dezelfde voorwaarden als ds. Bajema. Het beroep wordt 24 januari uitgebracht met 24 stemmen voor en één blanco.
28 februari 1896 wordt de kerkeraad bezocht door het bestuur van de Kerkelijke Kas tot bespreking van het bouwen van een pastorie (of combinatie met Nederhorst den Berg.) Door de kerkeraad in ernstige overweging genomen. Intussen blijkt de beroepen predikant te hebben bedankt. Maar men wil eerst nog proberen zelfstandig te beroepen. Het tractement zal worden verhoogd met ƒ50,-. Door meerdere leesdienst hoopt men een potje te maken, en een derde collecte zal worden ingevoerd voor het tractement. De bepaling van de 8 vrije zondagen zal dan vervallen.
1.5 Derde collecte levert weinig op
Het wordt 12 januari 1897 voor er weer heel ernstig wordt gesproken over beroepen op een vergadering met de stemgerechtigde leden. Men wil ds. Boejenga van Noord Schaarwoude, die hier heeft gepreekt, beroepen. 20 van de 30 zijn daar voor. Mááár.. de praeses maakt bekend, dat de classis slecht 100 gulden steun wil geven (al eens eerder werd steun geweigerd) omdat Vinkeveen ook ƒ100,- steun zal ontvangen, zodat het tractement niet hoger kan worden dan ƒ700,-. Dat wordt te weinig gevonden. De voorzitter vraagt of er dan ook nog een andere weg is, en het antwoord komt uit de vergadering: Combinatie met Nederhorst den Berg. Maar men wil daar niet op ingaan. De kerkeraad zal met het bestuur van de Kerkelijke Kas nog eens overleggen of het niet anders kan. Op een gecombineerde vergadering wordt dan in broederlijke zin voor en tegen besproken. Het blijkt, dat het 3e zakje geen uitkomst heeft gegeven, want dat het te weinig opbrengt en daar bij drukt op de andere twee collecten, die nu achteruit zijn gegaan. Omdat men dus geen uitweg ziet, wordt besloten met Nederhorst en Berg te combineren.
1.6 Huwelijksinzegening op een kleed
Blijkbaar is er aanmerking geweest op een formaliteit bij de kerkelijke huwelijksbevestiging, want naar aanleiding van de huwelijksinzegening van Hendrik Winter en Cornelia van den Dolden (?) wordt bepaald, dat men één lijn zal trekken, en dat het bij ELK op dezelfde wijze zal geburen, nl. “op een kleed voor het doophekje, met uitzondering als het op een gewone godsdienstoefening is, danachter het doophek, omdat er anders plaats zouden ontbreken.”
Op diezelfde vergadering wordt er op aangedrongen om het verzorgen van de armen met voorzichtigheid te doen, “dit met het oog op verliezen van stemrecht van Landzaaken”
1.7 Beroepen samen met Nederhorst dan Berg
Een regeling wordt getroffen voor het gezamenlijke beroepen, waarbij twee classes zij betrokken, nl. Amsterdam (voor Nederhorst den Berg) en Breukelen. De toezegging van ƒ100,- steun van de classis wordt ingetrokken, aanzien de classis oordeelt, dat bij gezamenlijk beroepen Nigtevecht niet meer hulpbehoevend behoeft te zijn.
In juni 1897 wordt dan gezamenlijk met Nederhorst den Berg een beroep uitgebracht op ds. D. Bakker van Noord Scharwoude. In deze notulen wordt voor het eerst aangetekend wie aanwezig waren. Misschien herinneren sommige zich enkele namen, waarom ik ze, voor zover ik ze kan ontcijferen, door geef. 17 leden zijn aanwezig. W.G. Hulsman, die steeds praeses is van de kerkeraad en telkens wordt herkozen, Jb Groot, K.K. van Vliet, G. Haarbrink, W.C. Kersbergen, H. Faken (Falen??) Van Veen, G. van Dijk, C. Hadeveede (??) J. Winter, Hadings, J.de Vries, Peter Kersbergen, Piet Kersbergen, J. Visse, A. van Luiten (Luitner, Lanten?) A. v.d. Bijl, totaal 17 leden. Uit het boek van de Kerkelijke Kas pik ik dan nog de namen op van J.Tinholt en Lansbach (ook in kerkeraadsnotulen vermeld) G.J. Snel, C. Randeraad, de heer Welman, R. Faber, (dat zal die H. Faken zijn), maar dan moet ik ook in plaats van Hadings, Radings lezen) Later vind ik de namen van A. Ooi en G. v.d. Berg. De beroepen predikant komt ook kijken, maar bedankt. Maar men is voortvarend, want op de 1ste september wordt bij acclamatie beroepen ds P. Zijlmans van Hengelo. Men is hem wezen horen, en op het getuigenis van de hoorcommissie werd het beroep uitgebracht, maar twee kunnen hun stem er niet aan geven, omdat de hoorcommissie niet kon(den) en wil(den) antwoorden op de vraag, “of zij aan hun hart konden gevoelen, dat ds. Zijlmans een kind van God is”, en heel nuchter voegen zij er aan toe dat zij daar niet om waren uitgezonden, en zij verklaarden, dat zij daar ook nimmer voor zouden uitgaan. Er wordt een regeling opgesteld voor het gezamenlijk beroepen. Hij mag zelf weten of hij te Nigtevecht of te Nederhorst den Berg zal wonen. Elke gemeente betaalt de helft van het tractement (ƒ1000,-) en de huishuur, maar de gemeente, waar hij woont bestaalt de lasten bovendien. Ook deze dominee bedankt.
1.8 Kerkzangoefening start
25 december 1897 wordt voor het eerst een candidaat beroepen, N.L.J. Gispen van Amserdam, waarmee ook Nederhorst den Berg accoord gaat. Maar het wordt weer een bedankje. Naar Overschie gegaan (het laatst in Groningen gestaan).
Op de kerkerraadsvergadering van 30 juni 1898 komen twee jongelingen ter vergadering, Gijsbertus van der Horst en Dirk Groot, met de mededeling, dat de hoofdonderwijzer R. Faber bereid is een zangoefening te bevorderen, en nu vragen zij toestemming tot het gebruiken van een schoollokaal. De kerkeraad zegt, dat dit de schoolcommissie aangaat, maar met het oog op de toekomst wordt het goedgevonden, dat deze zangoefening onder kerkelijk toezicht staat. Zij brengen hen onder het oog, dat
het hoofddoel moet zijn: “dat de kerkzangoefening vooropgaat”. In het reglement moet worden opgenomen, dat zij onder kerkelijk toezicht staat. Beroepen wordt in mei 1898 ds. A. Steijling te Axel (hoe komen ze er aan). Maar 27 juni wordt aangetekend: ”Het spijtig bericht is ingekomen, dat ds A. Steijling voor de beroeping als herder en leeraar heeft bedankt”.
1.9 Kerkelijke Kas is niet meer nodig
15 december 1898 wordt de laatste jaarvergadering van de Kerkelijke Kas gehouden. Die vergaderde sinds lang slechts eenmaal per jaar. Maar aangezien de Nederduits Gereformeerde Kerken nu rechtspersoonlijk hadden, waren de kerkelijke kassen niet meer nodig. Alle bezittingen komen nu op naam van de kerk te staan, volgens de notulen “op naam der Geref. Gemeente te Nigtevecht”. En daartoe wordt nu een commissie van beheer benoemd, nl. C. Randeraad, G.J. Kersbergen en G.L. Haarbrink. Men heeft dus vroeger een commissie van beheer gehad.
1.10 Eerste predikant ds. Bruins
Hoewel de notulen veel uitvoeriger zijn geworden, is er toch niet in vermeld de beroeping van ds. Bruins. 27 februari 1899 vermelden de notulen, dat attest wordt opgemaakt voor de beroepen leeraar Bruins. Zonder meer. En op de volgende vergadering op 31 maart 1899 stelt de praeses voor om op 9 april des morgens alleen dienst des Woords te houden en dan des avonds intrede van de heer ds. Bruins, waar de kerkeraad van Nigtevecht zich hoopt te vertegenwoordigen. Blijkbaar gebeurt dit dus in Nederhorst den Berg, waarheen ook de gemeente van Nigtevecht zich heen mag spoeden en daarom hier niet ter kerk behoeft te gaan.
De volgende verg. 18 april 1899 opent de praeses ds. Bruins de vergadering, en de werkzaamheden worden voortgezet alsof er niets gebeurd was. Even later worden de notulen keurig geschreven, want dan wordt de hoofdonderwijzer R. Faber scriba. Als in elke gemeente getuigen de notulen ook van onenigheid en twist. Zo nu en dan verschijnen er mensen op kerkeraadvergadering (men kwam blijkbaar daar vroeger gemakkelijker toe dan tegenwoordig) die een klacht hebben, of ook idee opgeroepen zijn om verantwoording te doen. Er zijn slepende kwesties, die nog al eens ter sprake komen. Er komen berichten, dat men geen lid der kerk meer wenst te zijn. Anderen worden van het avondmaal afgehouden wegens onverzoenlijkheid. Men maakt herrie over kleinigheden. Zo komt er een bezwaarschrift ter tafel van broeders, die het niet goed vinden, dat de ouderling, die de preek leest, daartoe de kansel beklimt. Tenslotte wordt daarin advies van de classis ingewonnen. In 1900 ontvangt de diaconie van van wijlen de weduwe de Pree Teunissen, een legaat van ƒ1708,-.
2. Gereformeerde kerk 1900-1913
2.1 Hulp van de diaconie
Februari 1902 wordt een jongeling, genaamd Nelis Frumau, na bespreking met de kerkeraad, toegelaten als lid der Gereformeerde Kerk. Op diezelfde vergadering komt een zuster om hulp van de diaconie te vragen. Men kwam toen gauwer op de vergadering dan thans. Zij krijgt wat zij vraagt. Het ging toen om kleine bedragen. Maar als de diaconale collect in een maand ƒ20,- opbracht, dan werd gesproken over een goede maand.
Ds. Bruins vertrekt 16 nov. 1902 naar Hendrik Ido Ambacht, later is deze dominee geweest te Axel en Winschoten, om tenslotte in Breukelen te eindigen, waar hij in 1937 emeritaat heeft ontvangen. Hij is overleden in 1957
2.2 Een eigen predikant?
Vlak voor zijn vertrek op 13 november presideert hij hier nog een vergadering van de kerkeraad met de stemgerechtigde leden. Daarop komt de drang naar voren om voortaan alleen te beroepen. Maar dan moet er ƒ400,- meer opgebracht worden. Sommige broeders zijn bereid hun bijdrage te verdubbelen.
Men zal met een lijst rondgaan om te zien hoe ver men komt. Het resultaat hiervan is, dat slechts twee briefjes zijn ingekomen met een totale vermeerdering van ƒ 25.-, zodat moet worden afgezien van het alleen beroepen. Men zal weer met Nederhorst den Berg in zee gaan. Deze kerk is blijkbaar harder gegroeid dan de Kerk te Nigtevecht, want ik krijg de indruk, dat die eerst de zwakste was, en thans alleen een dominee kan hebben met ongeveer 450 zielen. Op een gecombineerde vergadering van de kerkeraden van Nigtevecht en Nederhorst den Berg wordt lang gediscussieerd over het voorstel van Nigtevecht om ƒ50,- minder bij te dragen voor het tractement, omdat hier de inkomsten belangrijk zijn ingekrompen. Het wordt tenslotte zo, dat Nigtevecht ƒ25,- minder mag betalen. Men streed dus heftig om ƒ25,- per jaar, x in die tijd. Het was 1902. 12 juli 1903 wordt beroepen de heer D. Hogenbrik van Naarden, een candidaat. Aangezien hij op 15 juli nog praeparatoir examen voor de classis moet doen, zal de beroepsbrief hem ter hand worden gesteld als hij geslaagd is. De studenten mochten vroeger ook wel voorgaan, zodat zij enige bekendheid hadden. Het beroep wordt nog al lang in overweging genomen. De kerkraad schrijft tenminste aan hem, dat hij het betreurt, “dat de beroepen dienaar des Woords nog niet kan komen, en draagt de scriba op om br. Hogebrink te schrijven, dat wij zeer verlangend zijn te vernemen of er nog geen opening dienaangaande is, alsmede hem te vragen of hij niet zou kunnen voorgaan op 18 oktober a.s. als wanneer het nieuwe orgel, zo de Heere wil, zal ingebruik genomen worden.” (dat gekocht is voor ƒ 275,-)
Het beroep wordt aangenomen. Hij zal pas in januari 1904 kunnen komen.
2.3 Bevestiging Candiaat Hogenbirk en kerkelijke kwesties
Eind 1903 wordt voor het eerst besloten om de aftredende broeders niet herkiesbaar te stellen, zodat br. Holsman voor het eerst aftreedt. Hij is dus bijna 16 jaar ouderling geweest. Maar “den aftredende ouderling wordt verzocht zijn plaats in de kerkeraadsbank te blijven innemen, en niet af te laten den Kerkeraad met zijn gewaardeerd advies te steunen, alsmede de catechisatie te blijven waarnemen.” In zijn plaats wordt br. W.C. Kersbergen gekozen, terwijl diaken wordt br. C. Randeraat. br. Hulsman gaat evenwel nog als afgevaardigde op 7 jan. Naar de classis.
13 januari wordt canditaat Hogenbirk bevestigd in het ambt, en op 17 januari praesideert hij een kerkeraadsvergadering. Hij wordt welkom geheten. Op deze vergadering wordt het volgende besloten: ”De kerkeraad, uitsprekende als haar meening, dat het lezen door een broeder, ouderling op de preekstoel op zich zelf geen zonde is, besluit echter, in verband met hetgeen de laatste tijden in de gemeente is voorgevallen, voortaan het lezen eener predikatie te doen plaats hebben van het voorlezersbankje”. Dat moest nu ook haast wel, omdat de grote opposant de pas gekozen br. Kersbergen was, en br. Hulsman, die het niet wou opgeven, was afgetreden. Na de notulen van deze vergadering wordt aangetekend: “Daar voor enkele dagen drie busjes uit de kerk
gestolen zijn, wordt den leeraar opgedragen bij de maandelijkse collecten tot ruime bijdragen voor kerk en school aan te sporen, terwijl bij Huwelijksinzegeningen er op gewezen zal worden, dat armen en kerk door de feestgenoten wel goed bedacht mogen worden.”
Ik krijg de indruk, hoewel het niet vermeld staat dat ds. Hogenbrik in Nigtevecht heeft gewoond. Hij gaat als afgevaardigde mee naar de classis te Breukelen, terwijl ds. Bruins nooit meeging, maar blijkbaar naar de classis, waaronder Nederhorst den Berg ressorteerde. In 1906 wordt ouderling: L.G. Haarbrink en diaken: C. Frumau. P.M. Kersbergen wordt scriba. Maar blijkbaar schrijft de heer Faber weer de notulen. In de vergadering van 15 januari 1906 lees ik ook voor het eerst van een koster, of wel een kosteres, want men wil een kosterwoning bouwen dicht bij de kerk voor de Weduwe Radix. Ik kwam ook voor het eerst de naam Pfeiffer tegen, die ik vermoed in de naam van een jonge dochter, die belijdenis wenst te doen in november 1905, nl Mena(?) Pijfer, met een Aaltje Kersbergen. Nu (in de vergadering van 15 januari) wordt een viertal genoemd voor de verkiezingen van twee leden voor de commissie van beheer, nl. G.J. Kersbergen (dus een andere dan de scriba W.C.), W. Winter, F. Oskam en A. Pfeiffer(bijna goed geschreven nu) Ook ben ik dan de naam A. Bleijerveen al een paar keer tegen gekomen als lid van de commissie van beheer. Ds. Hogenbirk klaagt ook al eens bij het uitbrengen van 20 huisbezoeken, “waarvan vele der voornaamste (?) met droeve ervaring, met verschillende aanmerking en grieven tegen de prediking der waarheid, voortkomende uit eigenwillige vroomheid en ontverootmoedigd hart”. De kerkenraad bemoedigt de predikant en adviseert om maar in steilheid voort te gaan. Ja, zo is het altijd al geweest. Intussen komt de kosterwoning nog een paar keer ter spraken, maar het kapitaaltje van der erfenis van weduwe De Pree Theunissen zou er geheel mee aan gaan en er zou nog ƒ200,- schuld over blijven, dus: het kon niet doorgaan. De bouwcommissie wordt bedankt voor de moeite er aan besteed. Aan de dominee wordt beloofd, dat hij een toelage zal krijgen van ƒ50,- als de kas het toelaat, waarvoor hij hartelijk dank zegt, omdat hij het ziet als een blijk van vertrouwen en waardering. De dominee preekte zeker nog al lang, want br. Frumau brengt een bezwaar in tegen de lange duur van de avondkerk. Men besluit dan om in plaats van half 7 “weer” (men heeft dus eerder ook zo gedaan) om 6 uur te beginnen. Op de volgende vergadering is er evenwel een klacht over die verandering; het zou voor de boerenstand te lastig zijn. Maar men vreest voor verwarring als men dadelijk weer gaat veranderen. Evenwel komt br. W.C. Kersbergen (die nog al vasthoudend blijkt te zijn) er op terug. Tenslotte stelt de praeses voor om het tot januari nog zo te houden en dan weer om ½ 7 uur te beginnen. “Hiermede werd tenslotte om het prestige van den kerkenraad voorgestemd”. In 1908 volgt br. N. Frumau als scriba br. P.M. Kersbergen op.
2.4 Verzakken kerkgebouw
Oktober 1908 wordt er op de kerkeraad gesproken over verzakken van het kerkgebouw. “Na het oordeel van bevoegde broeders gehoord te hebben, besloot men het gebouw te verankeren en af te wachten wat het uitwerkt, en mocht het blijken, dat er geheid moet worden dan te wachten tot het volgend jaar. De eerste kosten zullen bestreden worden met het verkopen van vier Pappelen en twee wilgenboomen.” Nog al practisch. Het kwam ook altijd krap om. De brs Groot en de Hertog komen in de volgende vergadering hun leedwezen betuigen, dat zij aan de opdracht om het gebouw weder goed te herstellen niet konden voldoen. Volgens hun mening moet er zoveel gebeuren, dat de kerkeraad er voor terug schrikt. Men zal advies inwinnen van een deskundige, en een commissie wordt benoemd om alles te onderzoeken. Deze commissie komt dan met drie voorstellen, maar op de vergadering met de gemeente komt men er niet uit, en wordt weer een commissie benoemd, bestaande uit (ik noem ze maar even, omdat er steeds bekender namen voorkomen) W.G. Hulsman, W. Winter, J. Winter, J. Groot, R. Faber, G. den Hertog.
2.5 Ds. Hogenbirk wil Nigtevecht verlaten
Op de vergadering van februari 1910 komt volgens de notulen “ds. Hogenbirk met een aller vreemdst voorstel om de gemeente te Nigtevecht te verlaten en Nederhorst den Berg alleen te dienen, indien laatstgenoemde klaar kan komen met het tractement.” Er is in deze tijd veel onenigheid, en kritiek op de dominee.
In september is er een gecombineerde vergadering met de kerkeraad van Nederhorst den Berg en komt tot de kerkeraad alhier de vraag of die genegen is de dominee af te staan. Maar een broeder oordeelt, dat de kerkeraad zich niet mag ontdoen van een bedienaar des Woords. Unaniem wordt dit afgewezen door de kerkraad. 21 maart 1911 komt een schrijven van Nederhorst den Berg ter tafel, waarin het contract met Nigtevecht wordt opgezegd als ds. Hogebirk vertrekt. Daaruit blijkt dan voor het eerst in de notulen, dat de dominee een beroep heeft ontvangen en aangenomen. Reeds eerder heeft hij een beroep gehad. Hoogeveen en Charlois, (waarheen hij volgend het jaarboek is vertrokken eind 1911.) Toen heeft hij nog verhoging van tractement gehad. Maar nu verdwijnt hij zonder enige aantekening in de notulen. De op een na laatste kerkeraadsvergadering, die hij praesideert wijst hij nog op predikanten, die in de a.s. vacature zouden kunnen voorgaan. En van de laatste vergadering wordt niet genotuleerd over afscheid, hoewel toen toch wel brede verslagen worden opgenomen. Men durft dan toch voor de eigen gemeente een dominee te beroepen op een tractement van ƒ800,- En uit een tweetal: ds. Westerbeek v. Eerten, nl. ds. Van Kampen (men durft dus wel.) 54 jr. Hij heeft blijkbaar bedankt, want ruim een maand later wordt weer over beroepen gesproken. Er woont nu nog niet een ander in het voor pastorie verhuurde huis. Daaruit blijkt dat ds. Hogenbirk hier heeft gewoond. Maar men wil nu een eigen pastorie bouwen, waarvoor plannen worden gemaakt. In de notulen van 19 april 1912 lees ik voor het eerst iets over een organist. Men zal een verzoek richten aan W. Kersbergen W.C. zn, of hij met L. Bleijerveen het orgelspel in de kerk wil verzorgen. De tegenwoordige organist wil er af, en dit is P. Kersbergen. Deze is dus blijkbaar de eerste organist geweest, want hij zal de dank ontvangen voor zijn vele jaren trouwe dienst. Bleijerveen wordt nu organist, met W.K. 23 april 1912 wordt gestemd uit het tweetal ds. P. Jukkenekke (die toen nog pas een jaar in Kockengen stond, 34 jr) en ds. A.A. van Schelven (ds. te Maarsen,) Eerstgenoemde verkrijgt 9 stemmen, ds. Van Schelven 3. (het is dus wel een slecht bezochte vergadering) Deze bedankt, omdat het tractement voor hem te laag was om zonder zorg te kunnen leven. Men was toen wel nauwgezet in verband met de zondag.
In 1912 wenste men ds. Van der Kamp van Breukelen niet voor te laten gaan, omdat deze per rijtuig wilde komen om des avond nog in eigen gemeente weer voor te kunnen gaan. Hij moest van zaterdag tot maandag komen en anders maar niet.
3. Gereformeerde kerk 1913-1938
3.1 Beroepen samen met Abcoude of toch weer met Nederhorst den Berg
Een beroep wordt uitgebracht op ds. M. van Alphen te Voorst, die ook bedankt. Abcoude vraagt ook nog om samen een dominee te beroepen. Er wordt veel over vergaderd en gepraat, maar op 10 maart 1913 wordt met algemene stemmen besloten cand. Harrenstein te beroepen, die zich beroepbaar zal stellen als hij zijn doctoraal examen heeft afgelegd. Hij heeft hier al twee maal een stichtelijk woord gesproken.
Het beroep wordt uitgebracht. Hij zal ƒ800,- ontvangen, plus ƒ50,- voor belasting. Hij komt kennis maken en dan worden hem nog 2 extra vrije zondagen toegestaan. Evenwel bedankt hij.
Het overleg met Abcoude wordt beëindigd, omdat het voorstel strandt op de voorwaarde, dat de dominee te Nigtevecht zal moeten wonen. Weer zoekt men te combineren met Nederhorst den Berg, maar deze kerkeraad schrijft, dat hij daar niet mee kan instemmen. Dan volgt er weer een vergadering met de kerkeraad van Abcoude, en besluit men te beroepen op ƒ1200,- plus vrije woning, waarvoor ƒ300,- wordt berekend. Nichtevecht zal dus ƒ750,- per jaar bijdragen.
Maar als men een dominee zal beroepen in Abcoude, die Nichtevecht niet wil hebben, dan wordt er weer een gecombineerde vergadering van de kerkeraden gehouden, met de consulenten, van Abcoude en van Nichtevecht er bij, waarop het heet toe gaat en die tenslotte eindigt met de constatering, dat dan de overeenkomst verbroken is. Die combinatie is dus dan weer van de baan.
3.2 Het kerkelijk leven met gewone zorgen
In die jaren, zo om en de bij 1915 is praeses W.C. Kersbergen. Dan wordt scriba G.L. Haarbrink.
Op de ledenvergadering van december 1915 wordt gevraagd of er nog wordt uitgezien naar een dominee. De praeses zegt, dat men er wel naar uitziet, maar dat de synode het minimum tractement heeft gesteld op ƒ1400,-, zodat er andere hulpbronnen zouden moeten worden aangeboord. En dan lees ik. “De een zegt de zitplaatsen verhogen! En juist een die voor zijn zitplaats 2 gulden te weinig betaalt, een ander zegt: de contributie op halen (omhooghalen?) en uit zeten, ook hij betaalt niets, een ander zegt: we moeten het voor den Heere brengen in ons gebed. De praeses zegt, dat die bagatellen niet baten en dat het gebed wel goed (is) maar dat het ook niet geeft wanneer de hand op de zak wordt gehouden. Neen, zegt de praeses, wilt gij een domeni het geld is er wel indien je je pligt maar gevoelt en van de HEERE vraagt om losmakende genade die zal het geld wel vloeien.” W.C. Kersbergen durfde het wel zeggen. In 1916 wordt R. Faber, (de hoofdonderwijzer) praeses.
Het kerkelijk leven gaat dan met gewone zorgen, ook op financieel gebied, voort. Het wordt moeilijk om de predikanten, die komen preken, onder dak te brengen. Het leven wordt te duur. Niemand wil hem voor ƒ1,50 meer hebben te logeren, of het moet alleen zijn van ’s morgens tot ’s avonds, als zij dus op zondag van dichtbij komen en gaan. Onderlinge onenigheidjes zijn er ook op zijn tijd. Ik lees (10 januari 1918) “De praeses brengt de IJsclub in bespreking. Er wordt besloten de leden der kerk, die daaraan verbonden zijn, met zachtheid te vermanen”.
Na 1918 heeft de kerkeraad nog al te kampen met laksheid van de leden.
Er zijn soms maar 5 stemgerechtigde leden buiten de kerkraad voor de verkiezing van ambtsdragers. Dat vindt zijn neerslag in de moeilijkheid de financiën bij elkaar te krijgen. Er is onderling nog al eens onenigheid.
In de notulen van 6 februari 1925 lees ik “Ook wordt goed gevonden om geen koffie te drinken om de vele bezwaren, die daaraan verbonden zijn.“ Welke bezwaren, dat staat er niet bij. Misschien wel om de koffie te zetten en te brengen.
In december van datzelfde jaar, (1925) tracht men een einde te maken aan de moeilijkheden, die het logeren van de predikanten meebrengt, door zoveel mogelijk adressen te verzamelen, waar zij gratis terecht kunnen, En wat daarmee uitgespaard wordt te besteden om meer predikanten te laten komen. Wel verstandig. In hoeverre het lukt. Weet ik niet.
Besloten wordt om de vergoeding voor de diensten te stellen op ƒ20,-
3.3 Jongelings- en Mannenvereniging
November 1925 lees ik voor het eerst van een Jongelingsvereniging en een Mannenvereniging. De Jongelingsvering op Gereformeerde Grondslag vraagt het kerkgebouw voor de jaarvergadering. Wordt toegestaan, en twee afgevaardigde namens de kerkenraad worden benoemd, br. Faber en br. Kapteijn, die sedert kort lid van de kerkenraad is geworden.
De Mannenvereniging vraagt de medewerking en goedkeuring voor het houden van een bazaar ten bate van de kerk. “Na brede bespreking wordt besloten om toe te staan een pop en grabbelton, en verder wordt verboden alle loterijspel of wat daarmee in verband staat.“ Later wordt goed gevonden deze in de kerk te houden, maar onder toezicht van de kerkeraad, die besluit om daar zoveel mogelijk tegenwoordig te zijn.
Op 18 december 1925 wordt hier ringvergadering van de Jongelingsvereniging gehouden, waarheen de kerkraad ook twee afgevaardigden stuurt.
De broeders zijn wel ijverig. Zij gaan voor elk avondmaal – volgens gebruikt sinds het begin – de gemeente rond om te vragen of er ook iets is, dat zou verhinderen aan het avondmaal deel te nemen. Deze rondgangen leveren nog nog wel eens moeilijkheden ter tafel.
De consistorie wort verbouwd in 1926. Daar zijn ook heel wordt besprekingen aan voorafgegaan. Zij gaan niet over ijs van één nacht.
3.4 Emeritus predikant J. Brouwer
December 1929 valt er een belangrijke beslissing. Men verzoekt ds. J. Brouwer, van Oude- en Nieuwe Wetering, die in juli 1930 de 40 dienstjaren vol zal hebben, en nog goed gezond mag zijn, om in Nigtevecht te komen wonen en hier als lerend ouderling te willen dienen, na zijn emeritering. Men heeft een tip gehad, dat hij nog wel als hulpprediker zou willen dienen in een kleine gemeente. Hij wilde niet komen preken, omdat hij nooit op beroep heeft willen preken. Dat was wel een bezwaar, maar na ingewonnen inlichtingen werd toch algemeen goed gevonden ds. Brouwer te verzoeken hier te komen. Hij bericht, dat hij wel genegen is aan het verzoek te voldoen. Hij hoopt eind juli of begin augustus te komen.
En nu wordt er uitgezien naar een pastorie. En het treft, dat juist nu mevr. Kniphorst (?) haar villa wil verkopen. Zij vraagt er ƒ12.000,- voor. Na ingewonnen advies blijkt dit voordeliger te zijn dan nieuw bouw, zodat wordt overgegaan tot koop, het geen lukt voor ƒ11.250,- Daar komen dan nog kosten bij, zodat de totale som wordt: ƒ11.748,75. Er worden een actie gevoerd voor verhoging der “Contributie” en voor het inzamelen voor giften ineens. En het lukt.
Ds. Brouwer komt hier begin augustus en wordt bij acclamatie tot ouderling benoemd en als zodanig bevestigd. Br. Radix wordt dan met januari 1931 diaken. Hij en br. N. Winter zijn de enigen, voor zover ik weet, van de kerkenraadsleden uit dat jaar en daarvoor, die nog in leven zijn. De tijd, dat ds. Brouwer hier is geweest was volgens de notulen een goede tijd. Wel waren er ook toen nog wel moeilijkheden, maar ik krijg de indruk dat die toch niet zo hoog liepen als in de jaren daarvoor.
Begin 1934 deelt ds. Brouwer mee, dat hij van plan is ontheffing te vragen van het voorgaan hier in de dienst des Woords en de ambtelijke arbeid in de gemeente. De reden: hij nadert de 70-jarige leeftijd en voelt zich niet meer sterk genoeg om de gemeente in alle moeilijkheden te leiden. Men tracht hem hier nog te houden, maar hij besluit tenslotte om alleen tot augustus door te gaan. Dan is hij hier net 4 jaar geweest.
Wat nu? Kandidaat beroepen met steun der classis? Of weer een emeritus predikant vragen? Iemand heeft een gerucht opgevangen, dat ds. Doornbos van Amsterdam wel naar een kleine gemeente zou willen gaan. Hij wordt gevraagd, maar Ds. Doornbos antwoordt, dat hij niet genegen is Amsterdam te ruilen voor een kleinere plaats. Zondag 30 sept. Preekt ds. Brouwer afscheid. Br. G. den Hertog wordt praeses van de kerkenraad, terwijl br. Kuntz scriba is in deze jaren. Schrijft prachtig. In 1937 komt er weer een andere scriba, br. Radix. Zijn schrift is bij ons allen wel bekend.
Het past mij niet over intieme dingen te spreken, vooral omdat vele namen uit die tijd nog goed bekend zijn. Ik beperk mij tot enkele hoofdzaken.
Met Abcoude is al eens overeengekomen, dat de predikant van die gemeente een vaste zondag hier zou preken en ambtelijk werk doen. Het werd van beidde kanten goed gevonden op de vergaderingen van de kerkenraden met de stemgerechtigde leden, maar er is niet van gekomen. Dr. Koole, toe predikant van Vreeland, wordt hier consulent, die zijn arbeid hier blijkbaar heel trouw verricht. Er komt een overeenkomst, dat hij hier ook ambtelijk werk verricht en catechiseert. Hij leidt vele kerkeraadsvergaderingen en is aanwezig op de vergaderingen met de manslidmaten.
De Jongelingsvereniging en de Mannenvereniging, die wel eens een tijd lang op non-activiteit zijn geweest, worden in die tijd weer geregeld bezocht door de kerkenraad.
4. Gereformeerde kerk 1938-1963
4.1 Candidaat Popma en later cand. W. van Boeijen samen met Vreeland
In 1939 besluit men met Vreeland een candidaat te beroepen. Men heeft in gemeenschappelijke vergadering een tweetal gesteld. Daarover wordt gestemd, maar de stembriefjes wordt niet geopend. Men gaat er mee naar Vreeland, waar men eveneens zo heeft gehandeld. In beide kerken zijn 20 stemmen uitgebracht. Cand. Popma heeft 23 en candidaat Van Buuren 17 stemmen, zodat eerst genoemde wordt beroepen. Nigtevecht zal ƒ500,- in het tractement bijdragen. Deze neemt het beroep aan. Hij zal één zondag per maand plus één beurt, het zij morgen- of avondbeurt vervullen, en voorts al het ambtelijk werk hier doen. Later wordt het tractement ƒ600,- voor Nigtevecht.
Hij doet intrede op 17 maart 1940.
In 1941 wordt de pastorie verkocht. De netto opbrengst is ruim ƒ7500,-
In 1944 beginnen ook hier de moeilijkheden in verband met de schorsing van prof. Schilder. Er komen ook hier bezwaarde broeders. Ds. Popma gaat in dit jaar weg, en op 15 april doet cand. W. van Boeijen hier intrede. Het beroep is weer uitgebracht in combinatie met Vreeland. (15 april volgens het jaarboek. 22 april vlg de notulen).
31 oktober 1945 is er een brief ter tafel van de brs. Bos, Kuntz en Van Noort, dat zij zich met hun gezinnen aan het toezicht van de kerkenraad onttrekken. Prof. Ridderbos zal uitgenodigd worden om hier een voorlichtingsavond te leiden. De genoemde broeders worden dan uitgenodigd deze vergadering te bezoeken. Zij krijgen bezoek van de kerkeraad en worden er op gewezen dat zij steeds welkom zullen blijven in ons midden. Later ontvangen zijn nog van de kerkeraad een exemplaar van “De voornaamste beslissingen en uitspraken van de buitengewone Generale Synode”.
4.2 Verjaardagbus voor orgelfonds
Het orgel vraagt ook weer onderhoudt. Op 16 mei 1946 is genotuleerd: “Zr. A. Frurmau zal alle leden der gemeente op hun verjaardag met een bus bezoeken tot vorming van een orgelfonds”. De firma Sanders geeft prijsopgaaf. Het moet ruim ƒ300,- kosten. “Wegens geldgebrek en gevreesde herhaling van het aangewezen gebrek wordt besloten deze reparatie nog niet te doen uitvoeren”.
4.3 ds. Fernhout beroepen
Als in 1947 ds. Van Boeijen vertrekt naar Katwijk aan Zee, dan wordt besloten in combinatie met Vreeland de emerituspredikant van de kerk te Bandoeng in Indië ds. Fernhout hier te benoemen voor één jaar, en dan verder met een opzeggingstermijn van 3 maanden. Ds. Van Beijen preekt afscheid in een morgendienst op 31 augustus 1947; op 27 augustus daarvoor heeft hij afscheid in de kerkeraad genomen. De notulen vermelden; dat uit de gesproken woorden der broeders blijkt, dat zij ”in de allerbeste verhouding van elkaar gaan”.
Over intrede van ds. Fernhout vermelden de notulen niets. De volgende vergadering van de kerkeraad op 17 september. Is de dominee aanwezig en neemt op verzoek de leiding over.
Een uitdrukking in verband met rapport huisbezoek trof mij (juni 1948) “Het manco in onze gemeente blijkt een gebrek aan gemeenschapsleven met elkaar te zijn”. Dat manco is nog niet verholpen in onze tijd.
4 oktober 1950 lees ik: “In verband met het kleine aantal zal de Mannenvereniging tijdelijk inwoning zoeken bij die te Abcoude”. Over de Jongelingsvereniging lees ik dan niets meer. 10 juni 1954 lees ik voor het eerst dat van de classis steun zal worden ontvangen, en wel: ƒ500,- De financiële toestand der kerk is in die dagen precair. “De zendingskas vertoont ook de gedaante van de door de oostenwind verschroeide korenaren” zo notuleer br. Radix.
Men heeft ook een papier inzamelingsactie gehad.
In de jaren 1950 en verder komen de ons bekende namen in de notulen meer voor. September 1951 komen bijvoorbeeld br. Van Heeringen en br. Koningen op het tweetal van diaken. De broeders Radix en Kuperus zijn dan al veel eerder in de kerkeraad gekomen, eerst als diakenen en later als ouderlingen.
Br. Kalter is 1952 al penningmeester der kerk, is ook al enige tijd diaken. Ds. Fernhout heeft de catechisatiebus afgeschaft en op een vraag dienaangaande op een ledenvergadering zegt hij, dat zo’n bus weinig zinvol is. (laat ik nu even zeggen, dat ik hem weer heb invoert deze winter. De catechisanten moeten er wel eerst aan wennen, maar ik acht het wel zinvol, dat zij van jongs af leren wat mee te dragen, al gaat het dan eerst nog niet van eigen verdiend geld. Het hoort bij het meeleven, dat toch begint in de catechisatietijd. En tegenwoordig verdient de jeugd wel dikwijls zoveel, dat iemand best eens een gift kan geven van eigen zakgeld.)
Ds. Fernout neemt op 4 januari 1953 afscheid. Br. Oskam wordt dan praeses van de kerkeraad. Ds. P. Popma van Abcoude, die thans in Londen predikant is, wordt hier dan consulent.
Wij zijn dan gekomen in de tijd, die ieder uwer zich herinnert zodat ik er niet over behoef te spreken.
Ik behoef niet te vertellen over kerkrestauratie b.v., want die hebt U zelf mee tot stand gebracht, Uit de notulen blijkt, dat de begeerte om een eigen predikant te bezitten weer sterker is geworden, en dat die stimuleerde tot meer offervaardigheid. Het liep uit op het beroepen van cand. Zuidema, die bedankte. De huisvesting was al terstond het moeilijke probleem.
5. Slotwoord ds. Dijkstra
5.1 Emeritus predikant J. Dijkstra
U weet wie er toen hier is gekomen als herder en leraar, als leraar, krachten zijn ambt als emerituspredikant en als herder krachtens zijn ambt als ouderling hier. Het huisvestingsprobleem, dat nog twee jaar accuut is geweest, zal dan binnenkort worden opgelost. Laten wij hopen en bidden, dat God ons met elkaar nog wil zegenen.
5.2 In 75 jaar veel financiële veranderingen
Er is in deze 75 jaren heel wat veranderd. De cijfers, die ik uit de administratie hier en daar oppikte, geven een beeld van de financiële verandering. Zo bijvoorbeeld tekende ik aan, dat 16 november 1888 een orgel werd gekocht voor ƒ120,-. Dat zal dan een eenvoudig harmonium zijn geweest.
Op 28 november werd een Avondmaalstel gekocht voor ƒ24,20. Het huidige? De koster ontving in het begin een jaarsalaris van ƒ30,-. Een stoof in de preekstoel werd aangeschaft voor ƒ1,75 in 1897. Het Avondmaalsbrood stond geregeld op de rekening voor 16, of 17 soms 18 cent. In oktober 1903 is een pijporgel gekocht voor ƒ285,-. Maar in hetzelfde jaar noteer ik een post bij de “inkomsten”: opbrengst voor het orgel ƒ543,37? Het orgel is al vaak in bespreking geweest. In 1951 is er een electrische windinstallatie gekomen voor ƒ435,-. Of het steeds over het oude pijporgel gaat is mij niet duidelijk. Zo wordt in 192 besloten het te laten repareren voor ƒ120,- en dan wordt er een orgelcomité opgericht, omdat het orgel “oud van dagen” wordt. Het is reeds 175 jaar oud, zo wordt er bij gemeld. Later lees ik ook nog eens, dat het grote waarde krijgt omdat het antiek is. De organisten noemde ik reeds: eerst P. Kersbergen, daarna W. Kersbergen W.C. zn en L Bleijerveen, samen, Ik las, dat ook br. E. Frumau speelde met Willy de Hertog, en dat in 1955 de heer Engst ophield als organist, zodat toen de heer Snel werd gevraagd, 22 mei 1955. Het totale bedrag van de inkomsten was in het eerst halfjaar ƒ516,96. De uitgeven waren goed ƒ400,-, zodat er nog ruim ƒ116,- over was. Het eerste gehele jaar, 1889, waren de inkomsten totaal: ƒ954,53, en de uitgaven ƒ481,08, dat er een saldo bleef van ƒ473,44. Of men dus ook voordelig boerde! De lasten worden zwaarder als er een kerkgebouw komt, in 1890. De inkomsten stijgen dan boven de ƒ1500,- Dan kom er naast de collecten “bustjes” , dat zullen wel busjes zijn geweest. Maar er is nog een saldo van ruim ƒ 92,- In 1892 komen de collecten tot een totaal bedrag van ƒ664,-, terwijl de zitplaatsenverhuring ƒ183,- oplevert, terwijl en 2 aandelen van ƒ200,- worden geschonken. In 1895 is er voor het eerst een nadelig saldo, maar het komt niet boven de ƒ100,- In 1899 is er een dominee en dan komt er een post bij: contributie predikantstractement, totaal ƒ212,- In 1901 komen de gewone uitgaven voor het eerst boven de ƒ1000,- , zelfs boven de ƒ1100,-. Maar dank zij het 3e zakje en ƒ 50,- schoolhuur en verhoging van de contributie predikantstractement, is er weer een saldo van ruim ƒ45,-. Naar ik heb horen zeggen heeft men een tijd lang school gehouden in de kerk. Daar zal dan dat bedrag “schoolhuur”, op slaan. Later wordt de offervaardigheid minder. In 1917 brengen de collecten op ƒ366,55½, de contributie ƒ153,- en de zitplaatsen ƒ156,-, totaal ƒ688,-
5.3 Kosters
Kosters zijn er niet zoveel geweest. De eerste, waarvan ik las, was de wed. Radix, moeder van br. Radix. Het langst is koster geweest een zekere br. Groot, die in okt 1953 een extraatje ontvangt van ƒ40,- voor de 40-jarige trouwe dienst. Dan volgt br. D. v.d. Broek hem op, die door onze tegenwoordige, koster br. Van Bruggen is opgevolgd.
5.4 Slotwoord ds. J. Dijkstra
Zoals ik reeds opmerkte, kan ik niet over intieme kwesties spreken. De notulen zijn niet publiek, zodat ik mij moest beperken tot de algemene zaken.
Wel blijkt, dat de kerk te Nigtevecht niet een volmaakte kerk is geweest. Als je zo’n periode overziet en je kijkt eens achter de schermen, dan verwonder je je over twee dingen, 1e dat de mensen elkaar het leven zo moeilijk kunnen maken, zodat er heel wat tijd en energie in liefde moet worden besteed aan het trachten goed te maken tussen broeders en zusters, die onenigheid hebben. Maar nog meer verwonder je je over de genade Gods, dat Hij Zijn kerk in stand houdt, ondanks de zonden der mensen. Wij zijn niet beter dan anderen, maar wij roemen in de genade Gods. En wij verachten voor de toekomst ook alles van Hem. Dat betekent niet, dat wij ook ons best niet moeten doen. Wij vormen samen de gemeente van Jezus Christus en het werk van de Heilige Geest wordt openbaar in onze activiteiten. Als hier dan ook nog te weinig een meeleven met elkaar is, dan moeten wij ons afvragen: Wat kan ik nog doen? Al te veel vragen wij: Wat heb ik er aan? Wij moeten vragen: Wat hebben de mensen aan mij? Hoe kan ik mijn meeleven tonen? Het is wel heel jammer, dat wij hier generlei verenigingsarbeid. Een teken des tijds. Ieder kan zich thuis vermaken. Laten wij bidden, dat God door Zijn Geest ons leide, opdat wij niet opgaan in de wereld. En dat wij hier een kerk mogen zijn tot Zijn eer. Opgaan in de wereld. God geve het om Christus wil. En dat wij hier een kerk mogen zijn tot Zijn eer.
Ds. J Dijkstra geheel links en zijn vrouw geheel rechts op de foto